Moeizame stoelgang

Snel naar

Laatste update 05 december 2024

Moeizame stoelgang betekent dat je één tot tweemaal ontlasting (poep) per week hebt of als de ontlasting alleen mogelijk is door hard te persen of met de vingers mee te helpen.

Normale ontlasting

Ontlasting wordt verwerkt in de darmen. Als de endeldarm vol raakt, voel je de aandrang om te poepen. De endeldarm is het laatste stukje van de darm vlak boven de anus. De anus wordt afgesloten door een sluitspier en door de bekkenbodemspieren, waardoor je je ontlasting kunt ophouden. Wanneer je naar het toilet gaat, ontspannen de sluitspier en de bekkenbodemspieren zich. Dit zorgt ervoor dat de ontlasting naar buiten kan.

Normaal gesproken komt ontlasting tussen driemaal per dag tot tweemaal per week. De meeste mensen hebben eenmaal per dag ontlasting. De ontlasting is meestal zacht en gevormd.

Moeizame stoelgang of verstopping

Moeizame stoelgang betekent dat je minder dan drie keer per week ontlasting hebt of dat het krijgen van ontlasting alleen mogelijk is door (heel) hard te persen of met de vingers mee te helpen. Vaak is de ontlasting ook hard. Drie op de tien vrouwen heeft een of meerdere kenmerken van moeizame stoelgang.

Oorzaken

Er zijn meerdere oorzaken die kunnen leiden tot moeizame stoelgang:

Verkeerde voedings- en leefgewoonten

Onvoldoende drinken en verzelarme voeding kunnen een negatieve invloed hebben op de stoelgang. Samen met onvoldoende bewegen kan dit leiden tot harde ontlasting.

Verkeerd toiletgedrag

Uitstellen van toiletbezoek, ondanks aandrang, heeft een negatieve invloed op de stoelgang. Door het uitstellen droogt de ontlasting in de endeldarm uit, waardoor er harde ontlasting ontstaat.

Bekkenbodemspierproblemen

Bij een, vaak onbewuste, verhoogde spierspanning in de bekkenbodem kan het moeilijk zijn om te ontlasten. Soms is er een gestoorde functie van de bekkenbodemspieren. Daarbij wordt er vaak geperst in plaats van ontspannen om de ontlasting kwijt te raken. Soms is een verzakking de oorzaak van de moeizame stoelgang.

Medicatie

Sommige medicijnen hebben als bijwerkingen dat ze leiden tot een moeizame stoelgang. Bijvoorbeeld medicijnen ter bestrijding van overmatige aandrang tot plassen, rustgevende medicijnen, slaapmedicatie, staalpillen en langdurig gebruik van sommige laxeermiddelen. Zakjes om de ontlasting soepel te houden of basis van zouten of vezels kun je gebruiken zonder dat ze leiden tot moeizame stoelgang.

Lichamelijke aandoeningen

Soms wordt een moeizame stoelgang veroorzaakt door een aandoening, zoals darmpoliepen of een te traag werkende schilklier.

Klachten

Kenmerken van moeizame stoelgang:

  • Je hebt harde en/of droge ontlasting.
  • Je ontlast minder dan drie keer per week.
  • Je hebt pijn bij de ontlasting; harde, dikke ontlasting kan scheurtjes en kloofjes in de anus veroorzaken. Bij het ontlasten kan dit een branderig gevoel geven.
  • Je hebt na het ontlasten nog steeds het gevoel te moeten ontlasten.
  • Je hebt aambeien door regelmatig hard persen.

Onderzoek

Vaak vindt er een (inwendig) onderzoek plaats. Dit onderzoek bestaat meestal uit vier onderdelen:

  1. De uitwendige geslachtsorganen bekijken, zoals de schaamlippen en de anus.
  2. Een spreider, ook wel eendenbek genoemd, inbrengen in de vagina. Hiermee kan de vagina en de baarmoedermond worden onderzocht. Tijdens het onderzoek kijkt de gynaecoloog of je ook een verzakking hebt.
  3. Inwendig voelen. De gynaecoloog brengt met een handschoen twee vingers in de vagina in om de inwendige geslachtsorganen, zoals de baarmoeder en de eierstokken en de bekkenbodemspieren te kunnen beoordelen. De bekkenfysiotherapeut of de gynaecoloog brengt met een handschoen een vinger via de anus in om het laatste deel van de endeldarm en het functioneren van de sluitspier te kunnen beoordelen.
  4. Inwendige (en soms uitwendige) echo. Bij een echo-onderzoek wordt een echokop gebruikt via de vagina (inwendig), tegen de ingang van de schede (uitwendig) of op de buik (uitwendig). De echokop zendt onschadelijke geluidstralen uit en hierdoor verschijnt een afbeelding van de bekkenbodem, blaas, baarmoeder, eierstokken en darmen op het beeldscherm. Op deze manier kan de gynaecoloog op zoek naar eventuele afwijkingen.

Het inwendig onderzoek hoort niet pijnlijk te zijn. Als je toch pijn hebt, geef dit op elk moment aan en dan wordt het onderzoek gestopt.

Aanvullend darmonderzoek

Als je problemen hebt met de stoelgang, zoals loze aandrang of het moeilijk naar buiten krijgen van de ontlasting, kan het nodig zijn een defaecogram te doen. Dit is een onderzoek waarbij we met röntgenstraling bekijken hoe je de ontlasting kwijtraakt. Dit onderzoek gebeurt op de afdeling Radiologie.

Behandeling

De behandeling van de moeizame ontlasting hangt af van de oorzaak van moeizame ontlasting. De behandeling bestaat uit bekkenfysiotherapie en leefstijl- en voedingsadviezen, zo nodig aangevuld met extra vezels.

Voedingsadvies

De continentieverpleegkundige, verpleegkundig specialist of arts geven je adviezen over de voeding. Veranderingen in het dieet, bijvoorbeeld een vezelrijk dieet, kunnen moeizame stoelgang verhelpen of verbeteren.

Bekkenfysiotherapie

De bekkenfysiotherapeut geeft oefeningen om de spieren van de bekkenbodem beter te leren gebruiken. Met name het leren ontspannen is hierbij van belang. Ook kan de bekkenfysiotherapeute houdingsadviezen geven voor op het toilet bij de stoelgang.

Medicatie

De gynaecoloog of verpleegkundig specialist schrijft extra vezels voor om de stoelgang te bevorderen en de ontlasting soepeler te krijgen.

Operatie

Als de moeizame stoelgang (mede) veroorzaakt wordt door een inwendige of uitwendige verzakking is soms een operatieve behandeling een oplossing. De arts geeft je hierover dan meer informatie in het consult.

Meer informatie