Laatste update 05 december 2024
Wat is een verzakking?
Bij een verzakking bestaan verschillende situaties. De blaas, de baarmoeder of het laatste deel van de dikke darm kan verzakt zijn. Na een baarmoederverwijdering kan de top van de vagina verzakt zijn. Ook kunnen verschillende organen tegelijkertijd verzakt zijn.
De operatie
Er bestaan veel soorten operaties voor verzakkingen. Ze vinden plaats via de vagina of buikwand. Of je voor een operatie kiest, hangt af van de ernst van de klachten en de uitkomst van de onderzoeken.
Voorwand- of blaasverzakkingsplastiek
Deze operatie wordt uitgevoerd als de voorwand van de vagina verzakt is. De gynaecoloog doet deze operatie via de vagina. De uitgezakte voorwand van de vagina met daarachter de blaas, die je soms als een bol in de opening van de vagina ziet uitpuilen, wordt op zijn plaats teruggezet. De gynaecoloog maakt in het midden van de voorwand van de schede de schedewand los van de uitbollende blaas en urinebuis die daaronder liggen.
Hij of zij verkort het ruime bindweefsel rond de blaas en zet dit in het midden weer aan elkaar. De blaas kan hier nu op rusten en de verzakking gaat weg. Daarna wordt de bekleding van de schedewand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weggenomen. De wand van de vagina wordt daarna over het bindweefsel en de blaas heen gehecht. Zo komt de voorwand van de schede weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen.
Verzakking van de baarmoeder: sparen of verwijderen
Bij een verzakking van de baarmoeder is het mogelijk de baarmoeder te sparen of deze te laten verwijderen. De gynaecoloog geeft jou daarover een advies na het gynaecologisch onderzoek. Daarnaast vraagt de gynaecoloog naar jouw voorkeur. Bij verwijdering van de baarmoeder zet de gynaecoloog de uitgerekte ophangbanden, na inkorting, weer vast op de top van de schede. De operatie gebeurt via de schede, via kijkoperatie of via de buik. Dit hangt af van de grootte van de baarmoeder en eventuele operaties in het verleden.
Als je de baarmoeder wilt behouden of als er een verzakking van de top is, is de operatie sacrospinale fixatie (SSF) een optie. De operatie is vaginaal. Hierdoor wordt er geen buikwond gemaakt. De gynaecoloog legt twee hechtingen door een sterke band in het bekken (sacrospinale band). Via de vagina kan de gynaecoloog deze band voelen. De gynaecoloog maakt een snee in het midden van de vagina achterwand en maakt deze wand los van de onderliggende darm. Aan de zijkant van de vagina in de richting van de band is los weefsel dat opzij geduwd kan worden. Als de band goed gevoeld wordt, worden twee onoplosbare hechtingen doorgelegd. Deze hechtingen steekt de gynaecoloog ook door de vaginatop. Als ze geknoopt worden, trekt de vaginatop naar achteren en is niet meer verzakt. Als je nog een baarmoeder hebt, worden de hechtingen door de achterkant van de baarmoederhals gelegd. Bij het knopen trekt de baarmoeder omhoog.
Achterwand- en bekkenbodemplastiek
Deze operatie bestaat uit twee delen. Bij de achterwandplastiek wordt eerst de uitgerekt achterwand van de vagina, die je als een bol in de vagina ziet uitpuilen, weer op zijn plaats gebracht. In het midden van de achterwand van de schede maakt de gynaecoloog de schedewand los van de uitbollende darm die daaronder aanwezig is. Vervolgens wordt het ruime bindweefsel rond de darm ingekort en in het midden aan elkaar gezet. De darm kan hier nu op rusten en de verzakking verdwijnt.
Daarna neemt de gynaecoloog de bekleding van de schedewand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weg. De wand wordt daarna over het bindweefsel en de darm heen gehecht. Daarna volgt vaak een bekkenbodemplastiek. De bekkenbodemspieren aan de achterkant van de schede worden aan de achterkant van de schede naar elkaar toegetrokken. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de schede nauwer.
Buikoperaties bij verzakkingen
Bij sommige vormen van verzakking adviseert de gynaecoloog een buikoperatie. Hierbij wordt de baarmoeder of de top van de schede (na een baarmoederverwijdering) met behulp van kunststof banden vastgezet aan het bekken. Daarnaast wordt een buikoperatie geadviseerd als de baarmoeder te groot is om via de schede te verwijderen.
Ook bij een opnieuw ontstane verzakking kan voor een buikoperatie gekozen worden, vanwege de technieken die dan benodigd zijn. De operaties met behulp van kunststof banden (matjes) vinden niet plaats in het ETZ. Je kunt u worden verwezen naar een academisch ziekenhuis.
Na de operatie
Na de operatie breng je een paar dagen in het ziekenhuis door. Hoelang je blijft, hangt af van de soort operatie. Bij een operatie voor een verzakking of urineverlies, krijg je tijdens de operatie een blaaskatheter. De gynaecoloog brengt deze via de urinebuis in. Als via de urinebuis niet mogelijk is, plaatst zij hem via de buikwand (suprapubische katheter). De verpleegkundig verwijdert de katheter één of twee dagen na de operatie. De verpleegkundige controleert dan of je de blaas bij het plassen voldoende leeg kunt maken.
Bij verzakkingsoperaties via de schede brengt de gynaecoloog soms aan het einde van de operatie een tampon in de schede. Dit is een lang gaas en stelpt kleine bloedingen. Deze wordt meestal een dag na de operatie verwijderd.
De eerste dagen na de operatie zijn vaak pijnlijk. Buikpijn is een veel voorkomend gevolg van een buikoperatie. De onderkant van de schede is zeker na een bekkenbodemplastiek pijnlijk. Hier krijg je de eerste dagen pijnstillers voor.
Weer thuis
Veel vrouwen vinden dit een teleurstellende periode. Je kunt erg weinig en bent snel moe. Een operatie is dan ook een aanslag op je lichaam en reserves. Tijdens de herstelperiode is het erg belangrijk dat je goed naar je lichaam luistert en niet te snel te veel wil doen. Na een operatie voor bekkenbodemproblemen is het beter om de eerste maanden niet zwaar te tillen (niet meer dan 6 kg).
Het is niet verstandig om een emmer water of zware boodschappentas te tillen. Hierdoor kan het weefsel, dat net op een nieuwe plek is vastgemaakt, weer los raken. We raden aan om de eerste zes weken na de operatie hulp te regelen voor de zwaardere huishoudelijke taken. Het lichtere werk kun je zelf doen. Werk je buitenshuis? Reken erop dat je minimaal zes weken afwezig bent. Verricht je zwaar lichamelijk werk? Wacht dan nog iets langer. De gynaecoloog bespreekt dit allemaal met je vóór de operatie.
Je mag zes weken lang géén seks hebben. Wacht tot na de controle bij de gynaecoloog.
Fietsen, zwemmen en sporten is ook niet verstandig.
Tot ongeveer zes weken na de operatie kun je last hebben van bloedverlies. Dit wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding.
Hechting in de schede lossen uit zichzelf op en kunnen tot ruim zes weken na de operatie uit zichzelf naar buiten komen.
Nazorg
Zes weken na de operatie of na ontslag krijg je een afspraak voor een nacontrole bij de gynaecoloog. Bij de operaties via de schede kijkt de gynaecoloog of de schedewanden goed genezen zijn. Als dat het geval is, kun je weer seks hebben.
Complicaties
Bij elke operatie kunnen complicaties optreden, dus ook bij bekkenbodemoperaties. De meest voorkomende complicaties zijn:
- Een blaasontsteking, deze kan behandeld worden met antibiotica.
- Moeilijk de blaas kunnen legen na de operatie door verandering van de plaats van de urinebuis of door vernauwing. In dat geval leren wij je de blaas leeg te maken met een katheter. Lukt dat niet, dan ga je met de verblijfskatheter naar huis en wordt op een later moment gekeken of het goed lukt om te plassen.
- Urineverlies. Het is niet duidelijk waardoor urineverlies ontstaat na een operatie, en dus ook niet altijd te voorkomen.
- Moeilijk kwijtraken van de ontlasting. Deze klachten verdwijnen meestal na 3 tot 6 maanden.
- Nabloeding (vrij zeldzaam). Bij operaties via de schede is het vaak voldoende (opnieuw) een tampon in te brengen. Soms is een tweede operatie noodzakelijk.
- Ingang van de schede wordt nauwer bij bekkenbodemplastiek, kan soms te nauw zijn (seks lukt niet).
Waar vindt de behandeling plaats?
De operaties vinden plaats op locatie ETZ Elisabeth. Je wordt enkele dagen opgenomen op de afdeling C.