Een casestudie naar de inzet van een digitale assistent ter voorbereiding van het medicatieverificatiegesprek
Voorafgaand aan iedere opname en ieder bezoek aan een polikliniek, voert een van de apothekersassistenten een ‘medicatieverificatie’-gesprek met de patiënt. Dat is een gesprek over welke medicatie een patiënt in welke dosis precies gebruikt. Belangrijk, maar ook tijdrovend. Stel dat de patiënt de verificatie via het patiëntenportaal Mijn ETZ zelf doet met hulp van een chatbot?
Het is belangrijk voor zorgverleners om precies te weten welke medicatie patiënten in welke dosis gebruiken. Patiënten van het ETZ kunnen in het online portaal van het ziekenhuis Mijn ETZ hun medicatiegeschiedenis invullen. De apothekers zien in het systeem welke medicijnen patiënten de afgelopen twaalf maanden hebben opgehaald bij hun ‘eigen’ apotheek als zij daar toestemming voor hebben gegeven. Toch is dat niet voldoende.
Apotheker Barbara Maat: “De gouden standaard is een overzicht op schrift, een gesprek met de patiënt en het bekijken van de doosjes met medicatie die we patiënten vragen mee te nemen. Het is belangrijk om alles door te spreken met de patiënt. Is de medicatielijst compleet? Klopt de dosering nog? Neemt de patiënt de medicijnen wel in en hoe vaak doet hij dat?”
Tienduizenden gesprekken
De apothekersassistenten voeren tienduizenden gesprekken per jaar. “Dat kost veel tijd”, vervolgt Maat. “Bovendien willen we in de zorg patiënten meer regie geven. Als patiënten meer verantwoordelijkheid nemen over hun eigen zorgproces, zijn zij beter op de hoogte van hun medicatie. Ook zijn ze beter in staat om samen met de arts over de behandeling te beslissen.”
Mijn ETZ
Het huidige middel om hierover te communiceren is Mijn ETZ. Maat: “Dat blijkt alleen niet gebruiksvriendelijk genoeg te zijn. Wanneer je bijvoorbeeld een veelgebruikte bloeddrukverlager invoert, bestaan er tientallen varianten. Het is voor patiënten moeilijk om de juiste aan te geven, waardoor ze afhaken.”
Al blijkt uit onderzoek dat patiënten wél gebruik willen maken van het portaal. “We zien dat chronisch zieken het fijn vinden om met Mijn ETZ te werken. En hiv-patiënten vinden het bijvoorbeeld over het algemeen niet prettig om hun gezondheid te bespreken in een openbare ruimte (de verificatiegesprekken vinden plaats in de centrale hal van het ziekenhuis). Zij vullen zo’n overzicht liever in alle rust thuis in.”
Pilotstudie
Daarom startte Maat samen met een student van Tilburg University een onderzoek naar de inzet van een chatbot. Maat: “In deze pilot begeleidde een chatbot elf veelal oudere patiënten om hun medicatie-allergieën in te voeren. De uitkomst was positief. Ze gaven bijvoorbeeld aan dat ze het prettig vonden om thuis, met hulp van de chatbot, het overzicht in te vullen in plaats van in het ziekenhuis, waar het rumoerig is. Patiënten die slecht ter been zijn, vonden het prettig om niet extra door het ziekenhuis te hoeven lopen.”
Meerwaarde van een chatbot
Op basis van de pilot werd de financiering vanuit We Care toegekend. Universitair docent bij Tilburg University Jan de Wit haakte aan. “Het fijne van dit onderzoek is dat de gesprekken met patiënten via een protocol redelijk gestructureerd verlopen. Dan kan een chatbot meerwaarde hebben. Maar, hoe werkt dat het beste? En hoe kunnen we de chatbot integreren in MijnETZ? We onderzoeken diverse zaken zoals hoe patiënten het prettig vinden om informatie door te geven: aanklikken, typen of het scannen van een medicijndoosje. Of het beter is om eerst bijvoorbeeld naar de merknaam te vragen en daarna de dosering omdat dit nauwkeurigere informatie oplevert.” Ook wordt bekeken of het een goed idee is om een avatar te gebruiken bij de chatbot, welk lettertype prettig is en of de chatbot goed wordt afgebeeld op verschillende apparaten.
Soms blijft korte check noodzakelijk
“Je moet ook rekening houden met de geletterdheid van mensen; zijn ze digitaal vaardig, taalvaardig en bekend met gezondheidsbegrippen?”, vult Maat aan. “Een chatbot moet in alle gevallen op een passende manier reageren. Al blijven er altijd risicopatiënten bij wie een persoonlijke, korte extra check noodzakelijk is. Ook is het belangrijk dat de behandelaar de patiënt wijst op het belang van het invullen. Dus daar moeten we energie in steken.”
Pionieren met chatbots
“Idealiter zou de chatbot ook risico’s kunnen aanmerken, zoals de combinaties van medicijnen”, schetst De Wit. “Dan krijg je een betere nabootsing van het gesprek met de apothekersassistent”, reageert Maat. “Alleen wordt de chatbot op dat moment officieel gezien een medisch hulpmiddel. En dat betekent dat we aan strengere voorwaarden moeten voldoen”, legt De Wit uit. “Het is een landelijke zoektocht naar wat procedures hierin zijn. Wat dat betreft zijn we pioniers.”
Matchende werkwijze
Het huidige onderzoek is een haalbaarheidsstudie. De onderzoekers deden een aanvraag om verder onderzoek te financieren en die is toegekend door Stichting Heracleum Hulp Fonds. Dit fonds richt zich op het ondersteunen van (innovatie in) de gezondheidszorg en in de regio Midden-Brabant. De samenwerking tussen het ETZ en Tilburg University verloopt soepel.
De Wit: “Digitalisering is een speerpunt in het ETZ en dat merk ik. Poliklinieken zijn betrokken en met het artificial intelligence (AI)-team van het ziekenhuis heb ik al interessante gesprekken gehad. Dit team houdt zich bezig met alle AI-ontwikkelingen binnen het ETZ. We spreken wekelijks met het onderzoeksteam en de mensen die af en toe betrokken zijn, praten we regelmatig bij. Onze werkwijze matcht. Bovendien dwingt de looptijd van twee jaar je om richting resultaat te werken, zonder dat je het gevoel krijgt dat er strenge richtlijnen zijn. Ik ben sowieso enthousiast over het samenwerkingsverband We Care. Het is een verkenningstocht voor vooruitstrevende ideeën.”
Betrokken bij het onderzoek | ||
---|---|---|
Barbara Maat | Jan de Wit |